Hoe bepaal ik of ik moet deelnemen aan de LBV/LBV-plus-regeling?
Dit is een vraag die veel Nederlandse veehouders op dit moment bezighoudt. Sommigen hebben zich inmiddels al aangemeld. Anderen zullen zich in de komende periode nog gaan aanmelden. De meeste aanmelders staan voor een complexe afweging. Zij onderzoeken op dit moment of deelname voor hen echt verstandig is. Voor de aanmelders die hebben gewacht op de regeling zal tijdens het onderzoek naar de voordelen en de nadelen al vrij snel duidelijk worden dat meedoen voor hen waarschijnlijk de beste keuze is. Voor vele anderen ontbreekt deze duidelijkheid nog. Zij staan voor de uitdaging om alle relevante aspecten tijdig in beeld te brengen.
Hierna een korte behandeling van de regeling en de aandachtsgebieden die van belang zijn voor het maken van de juiste afweging.
LBV/LBV-plusregelingen in het kort
Op 12 juni 2023 zijn de definitieve regelingen Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV en LBV-plus) gepubliceerd. Professionele veehouders (melkvee-, pluimvee en varkens) die bereid zijn te stoppen met hun veehouderij, hun stallen te slopen en hun productierechten in te leveren kunnen bij deelname een vergoeding krijgen ter grootte van 100% van de op leeftijd van de stallen gebaseerde, gecorrigeerde vervangingswaarde en ter grootte van 100% van de marktwaarde van de productierechten.
In de LBV plus-regeling wordt de vergoeding bepaald op 120%. Als een veehouder wil deelnemen aan de LBV-regelingen moet met zijn bedrijf minimaal een bepaalde emissie op een van de Natura 2000-gebieden hebben. De hoogte van deze minimale emissiewaarde (drempelwaarde) verschilt per N2000-gebied.
Aanmelden voor LBV(-plus) -regeling kan vanaf maandag 3 juli 2023. De einddatum voor aanmelding voor de LBV-regeling is 1 december 2023. De einddatum van de LBV plus-regeling is 5 april 2024.
Om in aanmerking te komen voor deelname dient een veehouder aan een aantal voorwaarden te voldoen.
- veehouderij met varkens, melkvee, kippen en/of kalkoenen (vleeskalveren alleen voor LBV-plus-regeling);
- de laatste vijf jaar onafgebroken dieren gehouden;
- in bezit van een geldige milieuvergunning;
- geen overtredingen van de Meststoffenwet;
- reguliere LBV: minimaal aan een van de 123 drempelwaarden voor stikstofdepositie van een overbelast Natura 2000-gebied voldoen, welke wordt bepaald op basis van het aantal dieren dat gemiddeld in 2021 op de locatie is gehouden;
- LBV-plus-regeling: drempelwaarde is 2500 mol/jaar;
- bij de bepaling van de drempelwaarde zijn meerdere factoren van belang, zoals onder andere de afstand tot N2000, de aantallen dieren en de emissie reducerende technieken in gebruik (bijvoorbeeld luchtwassers);
- instemmen dat ten minste 80% van de in 2022 benutte productierechten, in het geval van varkens, kippen en/of kalkoenen en 95% in het geval van melkvee komt te vervallen;
- als er onvoldoende beschikbaar LBV/LBV-plus-budget is voor alle aanmelders wordt het beschikbare budget ingezet voor de locaties waar beëindiging de meeste milieuwinst per euro oplevert.
“Beroepsverbod”
De veehouder moet definitief stoppen met het houden van varkens, kippen, kalkoenen en melkvee op de betreffende locatie en mag ook niet op een andere locatie niet meer starten met een van deze diersoorten (niet als eenmanszaak, ook niet in een samenwerkingsverband of via een BV). Overige locaties die de deelnemer in productie heeft op het moment van inschrijven en waarmee deze deelnemer niet meedoet aan de LBV-/LBV-plus-regeling mogen door de deelnemer wel worden voortgezet.
Veel jonge veehouders vragen zich af of dit zogenaamde beroepsverbod ontgaan kan worden, bijvoorbeeld via tijdige uittreding, aandelenoverdracht of bestuurswisseling. Zekerheid hieromtrent kan niet in alle gevallen (tijdig) verkregen worden, maar het is raadzaam de mogelijkheden en de risico’s goed in beeld te (laten) brengen.
Na aanmelding volgt een beoordeling van de milieuwinst per euro vergoeding die met beëindiging van het bedrijf van een aanmelder kan worden behaald. Vervolgens ontvangt een aantal aanmelders waarmee binnen het beschikbaar gestelde budget de hoogste milieuwinst wordt behaald een beschikking. De aanmelder die een beschikking ontvangt moet binnen zes maanden datum beschikking een overeenkomst ondertekenen en toezenden.
Vervolgens moeten de stallen in gebruik voor de veehouderij binnen 28 maanden na datum ondertekening overeenkomst worden gesloopt, waarbij ontheffing kan worden gevraagd als opstallen voor een ander doel dan het houden van dieren met productierechten worden gebruikt. Te slopen stallen (restmaterialen) dienen volledig gesloopt en afgevoerd te worden tenzij vooraf instemming is verleend voor hergebruik (van bijvoorbeeld spanten en gordingen) op de locatie.
De veehouderijlocatie dient een gewijzigde bestemming te krijgen en de omgevingsvergunning (milieu- en natuurvergunning) voor de locatie moet worden ingetrokken of gewijzigd zodat het niet langer is toegestaan op de locatie bedrijfsmatig vee te houden.
Wel of niet meedoen?
De LBV-regelingen zijn een feit. Deelname is vrijwillig. De regelingen bieden kansen voor toekomstige stoppers. Voor veehouders die doorgaan ontstaat door de regelingen ook een ander speelveld.
Zo bezien is het beter om de invoering van de regelingen te zien als een kans en niet zozeer als een probleem.
Voor een goede afweging is van belang waar een veehouderij gevestigd is en welke kansen of beperkingen er op deze locatie de komende jaren te verwachten zijn.
Daarbij zullen onder andere de volgende vragen opkomen.
Te ontvangen vergoeding en te betalen belastingen
- Wat is de totale omvang van de vergoedingen en hoeveel belaste boekwinst wordt met deelname behaald?
- Wat zijn de rendementsverwachtingen als de veehouder binnen de veehouderij doorgaat ten opzichte van de rendementsverwachtingen in geval van beëindiging van de veehouderij?
Het is belangrijk om te bekijken of er fiscale of juridische belemmeringen zijn. Er kunnen vanuit het verleden nog bepaalde fiscale of juridische termijnen lopen. Hierdoor kan deelname aan de LBV of LBV+ nadelig uitpakken. Denk bijvoorbeeld aan een bedrijf dat binnen familieverband is overgenomen en waarbij er nog vervreemdingsbedingen in acht genomen moeten worden.
Met welke fiscale claims dient rekening gehouden te worden, meer bepaald:
- Is er sprake van een btw-herziening door deelname?
- Is er sprake van terugneming van eerder genoten vrijstellingen (overdrachtsbelasting, schenkbelasting (BOR), erfbelasting (BOR), inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting)?
- Kan directe heffing van inkomstenbelasting en/of vennootschapsbelasting voorkomen worden via vorming van een herinvesteringsreserve omdat er voornemen tot herinvestering bestaat?
- Wat zijn de herinvesteringsmogelijkheden in andere activiteiten na deelname; eventueel via uitbreiding van de doorlopende activiteiten binnen dezelfde onderneming alsook via een algehele staking en starten van nieuwe activiteit(en)?
- Welke investeringen kwalificeren als investeringen waarop gevormde ruime herinvesteringsreserves kunnen worden afgeboekt;
Ruime HIR
Hierna de belangrijkste reminders rond de ruime herinvesteringsreserve (wegens overheidsingrijpen):
Reminder 1: van kort-afschrijfbaar naar lang-afschrijfbaar mag; van lang-afschrijfbaar naar kort-afschrijfbaar mag ook; van kort- of lang-afschrijfbaar naar grond (niet-afschrijfbaar) mag niet;
Reminder 2: een IB-ondernemer moet volgens de huidige regels bij gedeeltelijke staking wel binnen de grenzen van zijn doorlopende (bestaande objectieve) onderneming blijven als hij herinvesteringsreserve wil afboeken en heeft daarvoor drie jaren de tijd (mits voornemen tot herinvesteren aannemelijk gemaakt kan worden); een IB-ondernemer kan bij gehele staking wel investeren in andere ondernemingsactiviteit (nieuwe objectieve onderneming), maximaal tot 12 maanden na moment van algehele staking (sloop bedrijfsgebouwen); overigens zijn er inmiddels plannen bekend gemaakt om de voorwaarden rond de herinvesteringsreserve verder te verruimen waardoor de veehouder een gevormde herinvesteringsreserve ook bij gedeeltelijke staking in een anderen onderneming mag investeren;
Reminder 3: een BV staakt nooit en kan bij aanwezigheid van een herinvesteringsvoornemen gedurende drie jaren na het einde van het jaar van beëindiging van de veehouderij een ruime herinvesteringsreserve vormen en deze (binnen kaders van reminder 1) afboeken van vervangende investeringen; dit is ook het geval als de BV na deelname aan LBV-regeling investeert in een nieuwe onderneming (bijvoorbeeld ook beleggen in o.g. voor de verhuur is voor een BV toegestaan).
Gebruik van de locatie na beëindiging van de veehouderij
Is de locatie –na investeringen in gronden en/of in opstallen en na wijziging van de bestemming CQ na wijziging van de vergunningen – te benutten voor een andere ondernemingsactiviteit met voldoende toekomstperspectief?
- Welke noodzakelijke investeringen moeten daarbij nog gedaan worden?
- Welk noodzakelijke bestemmingswijziging is daartoe nodig?
- Welke noodzakelijk vergunningen zijn daartoe nodig?
Aflossing bancaire schulden
- Welke bedragen dienen gereserveerd te worden voor (a) aflossingen van schulden en (b) betaling van belastingclaims?
- Welk bedrag resteert er aan eigen middelen na vrijwillige of verplichte aflossing van bankschulden en na belastingbetaling?
- Welke bedragen kunnen bancair of niet bancair geleend worden voor herinvesteringen?
Het is belangrijk om te (laten) berekenen wat de belastingheffing wordt als de veehouderij beëindigd wordt en wat er aan besteedbare vergoedingen resteert.
Voor beantwoording van de vraag of een veehouder voornemens is te herinvesteren is het voor de veehouder natuurlijk van belang om te weten hoeveel er aan eigen middelen en aan geleende middelen beschikbaar is voor herinvestering. Daarom is het van belang wel tijdig (voor het einde van het jaar van staking/gedeeltelijke staking van de veehouderij) enig zicht te hebben op de fiscale CQ financiële positie in geval van deelname. Het vormen van een herinvesteringsreserve (HIR) vereist een herinvesteringsvoornemen per einde van het kalenderjaar van staking en van de drie daaropvolgende kalenderjaar-einddata.
Als herinvestering niet passend of wenselijk is, is het van belang om na te gaan of directe belastingheffing over behaalde stakingswinst kan worden voorkomen via afstorting van een deel van de vergoeding (bedragen zijn gemaximeerd) naar een bankspaarrekening.
Mogelijk worden er overigens ten aanzien van de herinvesteringsreserve en de bankspaar-mogelijkheden nog verruimingen aangekondigd (zie brief staatssecretaris d.d. 30 juni 2023, nr. 2023-0000143946).
Start onderzoek
Om een goede beslissing te kunnen nemen dienen veehouders voorgaande vragen gelijktijdig te onderzoeken.
Feitelijk is er bij de beantwoording van de diverse vragen sprake van communicerende vaten. Het antwoord op een vraag heeft invloed op het antwoord van een andere vraag. Overleg daarom – tijdig en gelijktijdig – met:
- de administrateur;
- de belastingadviseur;
- de gemeente;
- de eventuele huidige en toekomstige financiers (bancair/ niet-bancair);
- aanbieders van erfpachtsconstructies (in geval uitbreiding van cultuurgronden);
- bouwers van vervangende opstallen;
- leveranciers van aan te schaffen vervangende bedrijfsmiddelen.
Inschrijving is bij enige twijfel altijd raadzaam, omdat het niet meer is dan de start voor een proces om binnen zes maanden tot een definitief besluit omtrent deelname te komen. Als van deelname wordt afgezien wordt de afgegeven beschikking ingetrokken zonder dat dit verder gevolgen heeft voor de aanmelder. Het budget komt dan beschikbaar voor een andere aanmelder, die lager op de ranglijst stond.
Voor veehouders die overwegen om zich aan te melden is het natuurlijk bepalend of het bedrijf wel of geen (piek)belaster is. Ter voorkoming van teleurstellingen is het ook raadzaam om tijdig een inschatting te maken van de milieuwinst bij deelname in vergelijking met andere deelnemers. Immers, als er door beëindiging een relatief lage milieuwinst per euro vergoeding behaald kan worden neemt de kans op deelname aanzienlijk af. De deelnemer die zeer laag scoort zal zich daarbij moeten afvragen hoeveel tijd en energie hij wil steken in het onderzoek naar de fiscale, juridische en financiële effecten.
In overleg met u beantwoorden de adviseurs van Remie FJA graag alle relevante fiscale, juridische en bedrijfseconomische vragen zodat u een weloverwogen beslissing kunt nemen. Neemt u gerust contact met ons op voor het maken van een afspraak.
mr. Gert-Jan Pepels – Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau B.V. – Uden
g.pepels@remie.nl