De B.V. en dierproductierechten: afroming?
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 14 augustus 2024 advies gegeven over de voorgestelde wijziging van de Meststoffenwet. In deze wijziging is een regeling getroffen voor afroming bij overdracht van varkens- en pluimveerechten met 30% en wordt de bestaande afroming van fosfaatrechten bij melkvee verhoogd van 10% naar 30%. De afroming wordt niet alleen toegepast bij verkoop van productierechten, maar ook bij bedrijfsoverdrachten. De wijziging zou met ingang van 1 januari 2025 van kracht moeten worden.
Dit wetsvoorstel is nog door het vorige kabinet ingediend. Het is onduidelijk wat er gaat gebeuren met het voorstel. Inmiddels hebben we immers een andere minister en daarnaast heeft de Afdeling een kritisch oordeel geveld over het wetsvoorstel. Het schort aan de motivering van de voorgestelde (hoogte van de) afroming.
Op dit moment kennen we geen afroming van productierechten in het kader van een bedrijfsoverdracht. Als ook het huidige kabinet in de toekomst voor dit instrument kiest en daarbij de tekst van het huidige wetsvoorstel hanteert, heeft dat vergaande gevolgen voor bedrijven die hun onderneming exploiteren in een B.V.-structuur.
In het wetsvoorstel zoals dat is gepubliceerd voor de consultatieronde worden overdrachten aan bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, binnen het huwelijk of in geregistreerd partnerschap niet geconfronteerd met een afroming. Voor overdrachten ‘binnen familieverband’ is namelijk een uitzondering geformuleerd. Echter, als sprake is van een rechtspersoon zoals de B.V. kan in de meeste situaties op deze uitzondering geen beroep worden gedaan. Een voorbeeld maakt het meer duidelijk.
Kees exploiteert in het kader van een maatschap een pluimveehouderijbedrijf met zijn dochter en zoon. Ook is een B.V. waarvan Kees enig aandeelhouder is en waarover hij het bestuur voert, vennoot in deze VOF. De VOF is de landbouwer in de zin van de Meststoffenwet. Het relatienummer, en dus ook het pluimveerecht, staat op naam van deze VOF. Kees wil stoppen en zijn aandeel in de VOF overdragen aan zijn dochter en zoon. Deze overdracht wordt niet geconfronteerd met een afroming op basis van het wetsvoorstel; het is immers een overdracht binnen de toegestane familiekring. Kees wil echter ook de aandelen die hij in de B.V. houdt overdragen aan zijn dochter en zoon. Zij gaan ook het bestuur voeren over deze B.V. De overdracht van aandelen en bestuur in de B.V. wordt aangemerkt als een overdracht waarvoor geen uitzondering geldt op de hoofdregel (afroming). Het voorgaande betekent dat vanwege de aandelenoverdracht (binnen familieverband!) de VOF te maken krijgt met een afroming van dertig procent van het pluimveerecht.
Naar onze mening een zeer ongewenste, maar ook onredelijke en onbillijke regeling in het wetsvoorstel. Het ministerie is via zienswijzen op het voorstel gewezen op het feit dat veel agrarische familiebedrijven gedreven worden met een B.V. Naar wij hebben begrepen is dit onderdeel in het voorstel niet aangepast.
Nogmaals, de status van het wetsvoorstel is op dit moment onduidelijk. Voor ons is echter wel duidelijk dat als sprake is van afroming van productierechten in het kader van een bedrijfsoverdracht tevens een uitzondering moet worden opgenomen voor overdrachten van aandelen en bestuur aan bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad of binnen het huwelijk of in geregistreerd partnerschap. Dit past ook in de geest van de voorgestelde regeling; het productierecht van familiebedrijven mag niet afgeroomd worden.
mr. Rianne van Bommel – Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau B.V. – Uden
r.vanbommel@remie.nl