De bedrijfsopvolger en de eigendom van het bedrijf
Zeker in de agrarische sector was en is het vaak een automatisme; de bedrijfsopvolger krijgt na jaren “dienst” in de maatschap of vennootschap onder firma (vof) het recht het bedrijf met alle grond, gebouwen, vee en machines over te nemen en voort te zetten. Dit tegen een koopsom die het hem of haar mogelijk maakt het bedrijf op lonende wijze voort te zetten. Dat is een hele andere prijs (lees: lagere prijs) dan een koper van buiten het bedrijf en van buiten de familie, voor het bedrijf moeten betalen. De broers en zussen van de bedrijfsopvolger worden hiermee benadeeld. Maar omdat het de wens van vader en moeder is en omdat de bedrijfsopvolger het familiebedrijf voortzet, berusten de broers en zussen vaak hierin.
Echter de tijden veranderen. Het tot zijn pensioen voortzetten van het bedrijf door de bedrijfsopvolger is niet te garanderen of het bedrijf heeft een zodanige omvang gekregen dat zij feitelijk het niveau van een familiebedrijf is ontstegen.
Dat betekent dat het automatisme dat de bedrijfsopvolger ook de eigenaar wordt van het bedrijf en als enige binnen de familie de voordelen daarvan geniet, in de huidige tijd aan een heroverweging toe is. Een heroverweging voor zowel de familie zelf maar ook voor de adviseurs en andere erfbetreders die hun zegje op het bedrijf doen.
In dit proces tot heroverweging kan in een individuele situatie de uitkomst zijn dat de bedrijfsopvolger nog steeds de (enige) eigenaar moet worden. Echter de uitkomst kan ook anders zijn. Ik noem twee mogelijkheden waaraan gedacht kan worden.
Meerwaardeclausule voor onbepaalde tijd
Het is gebruikelijk – en ook vanuit fiscale optiek wenselijk – dat bij een bedrijfsoverdracht een meerwaardeclausule wordt opgenomen. Op basis van deze clausule moet de bedrijfsopvolger alsnog met in ieder geval zijn ouders afrekenen over de meerwaarde die hij of zij realiseert boven de prijs die is betaald. Deze clausule is vaak beperkt in de tijd. Denkbaar is dat een dergelijke clausule geen beperking in de tijd meer krijgt. Waarbij vanzelfsprekend rekening moet worden gehouden investeringen die de bedrijfsopvolger in de loop van de jaren heeft gedaan.
Meerdere eigenaren
Bij een bedrijfsoverdracht is het ook denkbaar dat de bedrijfsopvolger niet alleen de eigenaar wordt van het bedrijf. Hij wordt de ondernemer maar zijn broers en zussen worden mede-eigenaar van het bedrijf. Natuurlijk met afspraken over zeggenschap, over de arbeidsbeloning, over het investeringsbeleid enzovoorts. De “echte” bedrijfsopvolger moet wel kunnen ondernemen. Zo veel als mogelijk op de door hem of haar voorgestane wijze. Maar het vermogen dat aanwezig is in het bedrijf wordt, volgens een bepaalde verdeelsleutel, verdeeld tussen alle kinderen op het moment dat er sprake is van een realisatie van dit vermogen.
Natuurlijk maakt dit het proces van bedrijfsopvolging en ondernemen nog meer complex. Dat is zonder meer een nadeel. Er moet een soort familiestatuut worden opgesteld waarin alle afspraken worden vastgelegd. Daar moet over gesproken worden en een dergelijk gesprek over de bedrijfsoverdracht kan emoties losmaken die de onderlinge verhoudingen onder druk kunnen zetten. De vraag is overigens of dit laatste in de toekomst dan ook niet zou zijn gebeurd wanneer uitsluitend de bedrijfsopvolger het gerealiseerde vermogen in zijn eigen zak steekt. En natuurlijk brengt dit mee dat er kosten moeten worden gemaakt, maar dat mag bij een belangrijk proces als de bedrijfsoverdracht nimmer een doorslaggevend argument zijn omdat deze weg niet in te slaan.
Een belangrijk voordeel van deze mogelijkheden is dat de ouders alle kinderen een min of meer gelijk deel van hun vermogen kunnen geven. Vaak doet dit meer recht aan de onderlinge verhoudingen en sluit dit beter aan bij de wens van de ouders.
Overigens betekent deze mogelijkheid wel dat – vanuit fiscaal oogpunt – tijdig moet worden voorgesorteerd op de bedrijfsoverdracht omdat alle kinderen hierin een rol moeten krijgen. Maar dat is nadere uitwerking.
mr. E. Marcus